Aukjeshobbys

Oorlogsbelevenissen van mijn ouders

Mijn vader Karst Dragtstra, zoon van een politieagent in Steenwijk, was negentien jaar en net in militaire dienst toen de oorlog uitbrak. Hij moest naar de Afsluitdijk om ons land te verdedigen. Na de capitulatie kon hij weer bij zijn oude werkgever, transportbedrijf Roeles als chauffeur aan de slag. Hij reed meestal de rit van Steenwijk naar Amsterdam en weer terug. In Amsterdam deed hij veel contacten op die hem later van pas zouden komen. 

Door een verzetsbeweging (waarschijnlijk Vrije groepen Amsterdam) werd hij gevraagd om Joodse onderduikers mee te nemen in de vrachtwagen om ze zo naar Friesland te brengen. Aan het eind van de Afsluitdijk werden ze dan op een afgesproken plaats overgedragen.

Mijn vader dronk voor vertrek uit Amsterdam altijd koffie in een een café. Hij legde dan de helft van een kalenderplaat voor zich op tafel. Na enige tijd kwam er iemand tegenover hem zitten die de andere helft van de kalenderplaat er tegenaan legde. Zo wist mijn vader dat hij de juiste persoon tegenover zich had. 

Vervolgens konden een aantal mensen in de laadruimte meerijden. Dat ging altijd goed op twee keer na. 

De eerste keer dat de Duitsers hem aan de Friese kant van de Afsluitdijk aanhielden en de wagen wilden doorzoeken, kon hij via een afgesproken klopsignaal de mensen in de laadruimte waarschuwen. Hij hield de Duitsers zo lang mogelijk aan de praat door rustig en amicaal te doen. Ondertussen konden de onderduikers door de achterdeur de donkere nacht invluchten.

De tweede keer dat hij werd aangehouden, moest hij meekomen om zich te melden bij een post van een hooggeplaatste Duitser. De onderduikers konden geen kant op en bleven in de vrachtwagen. Mijn vader zag bij binnenkomst in de kamer van de hooggeplaatste Duitser dat de man net zijn hoofd en armen van het bureau haalde. Hij lag te slapen, flitste het door mijn vaders hoofd en daar maakte hij gebruik van.

Mijn vader excuseerde zich dat hij de "herr" moest storen. Hij zei vervolgens dat het niet zijn bedoeling was, maar deze heren en hij wees op de beide soldaten, willen graag dat ik me bij u kom melden. Het gevolg was dat de soldaten een uitbrander kregen en mijn vader zijn reis kon vervolgen.

Ook in het café in Amsterdam was er een spannend moment. Mijn vader wachtte al lang op iemand die met een halve kalenderplaat zou komen en hij overwoog net om te vertrekken, toen er een razzia kwam. Hij werd evenals de overige cafebezoekers nogal hardhandig aangepakt en meegenomen voor ondervraging.

 

Hij heeft een nacht in de cel gezeten en kon pas de volgende dag terugreizen. De Duitsers konden hem niks maken. Hij was gewoon een chauffeur die een kopje koffie dronk. Mijn vader kreeg wel een document mee: "Beschikkingen van den Commissaris-Generaal voor de openbare veiligheid". Het meest verbolgen was mijn vader over het feit dat hij voor dit document moest betalen. Ik dacht zestig cent.

 

In mei 1943 kreeg mijn vader in het kader van de arbeidseinsatz een oproep om in Duitsland te gaan werken. Hij moest zich melden in Amersfoort. Onderweg naar het station zei hij tegen iedereen die hij tegenkwam en maar enigzinds kende, dat hij naar Duitsland ging om te werken. Hij stapte op de trein samen met een kameraad die hij op het station tegenkwam. Vlak voor de trein het station van Amersfoort binnenreed, zagen ze kans om uit de trein te springen. In de trein had mijn vader zijn kameraad overgehaald samen met hem te vluchten. 

Mijn vader kon gebruik maken van zijn contacten in Amsterdam om onder te duiken. Op het Singel had hij een onderduikadres. De omgekeerde wereld, twee mannen uit Steenwijk die waren ondergedoken in Amsterdam.

Na de onderduikperiode ging hij, nog tijdens de oorlog, weer aan de slag als chauffeur bij Roeles. Toen ik hem eens vroeg waarom hij niet alsnog werd opgepakt, zei hij: Het was toen zo'n chaos en ik hoopte maar dat ze me vergeten waren. Hij werd inderdaad ongemoeid gelaten. Hij kon zelfs samen met een groep Steenwijkers nog enige tijd voedseltransporten naar het westen organiseren tot dit als represaillese tegen de spoorwegstaking door de Duitsers onmogelijk werd gemaakt. De toegangswegen werden geblokkeerd. 

In Steenwijk was hij bevriend met een Joodse slagersfamilie met de toepasselijke naam Slager. In de grote tuin van zijn ouders aan de Paardemarkt in Steenwijk slachten ze illegaal een koe en dat vlees gebruikte mijn vader, naast eigen gebruik, om te ruilen tegen wat serviesgoed. Dit gebeurde in een café in Zaandam tegenover het station.

Het zwembad aan de Linde in De Blesse Friesland.

Dat serviesgoed kwam van pas want toen in mei 1943 de oproep voor tewerkstelling in Duitsland binnenkwam, hadden mijn ouders zich verloofd. Mijn moeder Catharina Visser was de dochter van Paul en Aukje Visser. Haar ouders hadden in 1934 in De Blesse in Friesland, naast hun boerderij een openbaar zwembad opgezet. Dit was meer dan een zwembad, want ze verhuurden ook roeiboten en een waterfiets. Het was echt een atractie en trok bezoekers uit de hele regio.

Mijn moeder Catharina Visser. Ze is hier 21 jaar.

Mijn moeder werkte vlak voor de oorlog als dienstbode bij een Joodse familie in het Gooi dat een modemagazijn in Amsterdam had.

Vanaf één januari 1942 mochten Joden geen niet Joods personeel meer in dienst hebben en ging mijn moeder terug naar De Blesse, waar ze als dienstmeisje aan de slag ging en hielp in het zwembad.

Mijn opa Marinus Dragtstra.

Het was ook 1942 toen het mijn opa Marinus Dragtstra, die politieagent in Steenwijk was, het lukte om met dit werk te stoppen. Hij had zichzelf daartoe verwond en zout in de wonden gestrooid. Hij werd ziek en nadien afgekeurd. Mijn vader had drie broers. Eén van hen was een groot deel van de oorlog ondergedoken vanwege de arbeitseinsatz. Een andere ontkwam hieraan omdat hij bij de spoorwegen werkte en dat de hele oorlog bleef doen, wat hem vooral door zijn vader niet in dank werd afgenomen. De andere was gelukkig nog te jong.

Mijn vader op de Schoolweg in Bandoeng.

Na de oorlog moest mijn vader, zeer tegen zijn zin, alsnog zijn militaire dienstplicht vervullen. Hij was immers nog maar enkele weken in dienst toen Nederland capituleerde. In mei 1946 vertrok hij met het schip de Kota Inten naar Java in Indonesie. Mijn ouders waren inmiddels getrouwd en mijn moeder was zwanger.

Bij terugkomst uit Indonesie in mei 1948 diende mijn vader een verzoek in om in aanmerking te komen voor een periodieke uitkering. Door het Besluit Demobilisatie Voorzieningen werd hierover gunstig beslist. Hij heeft er niet lang gebruik van gemaakt. Hij kon al snel weer aan de slag als chauffeur.

Veel mensen van de generatie van mijn ouders spraken nooit meer over de oorlog. Mijn ouders gelukkig wel en daardoor was ik in staat hun verhaal op te schrijven.

 

Het schip de Kota Inten vervoerde niet alleen Nederlandse militairen naar en van Indonesië maar ook werd zij ingezet als emigrantenboot naar Canada en voor repatriëring van Nederlanders uit Indonesië.

 

Wil je meer weten over de historie van dit schip ga dan naar http://www.aukjeshobbys.nl/133528229 

 

Wil je de foto's van mijn vader in Indonesie bekijken? Klik dan hier

http://www.aukjeshobbys.nl/169500632 

Maria Waterlander 05.10.2020 20:47

Prachtig verhaal Aukje wat zat jou vader vaak in onveilige situaties.
Maar geweldig om zoveel goede dingen te doen.

Nieuwe reacties

29.08 | 12:28

Ik ben op zoek naar een reclame uit de jaren 70 in Amsterdam op h...

07.08 | 12:10

Ik zoek een reclame waarin een man vraagt naar het beroep van de m...

03.08 | 14:40

Ik ben op zoek naar een reclame van krasloten waar een voetbalclub ...

27.07 | 21:28

Ik heb ooit nog een Extra Verzekering gekocht bij Hans de Wolf! Een veilig gevoel!